Dag 8: Shaneelaaaa? Shaneelaaaaaa!

11 april 2010 - Cotopaxi, Ecuador

Zoals gewoonlijk moesten we vroeg opstaan. Dit keer was het echter wel heel vroeg. Gelukkig keek ik er heel hard naar uit, want anders ging ik misschien niet uit mijn bed raken. Vandaag was de dag dat we de Cotopaxi gingen beklimmen.

Er was nog niemand op baan, zelfs de straathonden waren nog aan het slapen. We hadden afgesproken bij een hotel. Half bevriezend stonden we er te wachten. Er was echter niemand anders dan wij 3. "Stonden we op een verkeerde plaats?", dachten we. 5 minuutjes over tijd kwam de jeep toch toe. We kregen een privérit, want we gingen de Cotopaxi maar met 4 beklimmen (+de gids natuurlijk). De vierde persoon ging aan de voet van de berg staan.

Na twee korte tussenpauzes waar we onze fietsen inlaadden en eten haalden kwamen we toe in het natuurgebied Cotopaxi, dit had dezelfde naam als de vulkaan. Dit was trouwens niet de enige vulkaan in de regio, er waren er wel een stuk of 10. Het is wel de tweede hoogste berg van Ecuador.

Aan de voet van de berg maakten we kennis met Shaneela. Een meisje/vrouw die alleen in Ecuador werkte en van Londen was. Het klikte onmiddellijk en samen reden we naar boven.

We hielden opnieuw eventjes halt bij een berghut. Ik verkende wat de omgeving en plots stond er een hert op 4 meter van mij. Vlug nam ik wat foto's, maar het dier had niet echt veel zin in een fotoshoot.

Na 5 minuutjes kregen we een korte rondleiding in een museumpje. We kregen meer info over de geschiedenis, de andere vulkanen, de planten en dieren op de vulkaan,... De gids zei dat we ons mochten verwachten aan wilde paarden en wolven. Normaal leefden er ook gieren (of een andere vleesetende vogel, dat weet ik niet meer...) maar die waren de laatste tijd met uitsterven bedreigd in dit gebied. We zagen trouwens ook de Cotopaxi prachtig liggen. De zon scheen mooi op de witte sneeuwtop.

We sprongen opnieuw in de jeep en zagen honderdtal meter verder een bus vastzitten in het slijk. Het was ook een smalle, gevaarlijke weg dus hoe die teruggekeerd is, weet ik niet. De laatste dagen had het enorm veel geregend (alsof we dat niet wisten) waardoor er in de grond soms putten en kloven zaten van 1 meter diep. We hielden een tweede keer halt bij een prachtige kudde (zeg je dat zo?!) wilde paarden.

Op 4500 meter stopte de jeep. De laatste 300 meter moesten we te voet doen. We waren voorbereid dat dit niet vanzelf ging verlopen (of beter verwandelen), maar toch leek het niet ver. We konden de hut zelfs al zien! Helaas begon het te regenen en begonnen wolken de berg volledig te omsingelen. Opnieuw geen geluk met het weer dus, maar daar trokken we ons nu eens niets van aan.

Vol goede moed zetten we de eerste 20 stappen. Dat ging verrassend vlot! Vanaf stap 21 was het echter een ander verhaal. Ik wou na elke stap op een steen gaan zitten. Conditioneel was het niet zooo zwaar, maar lichamelijk wel. Ik had het gevoel dat ik ieder moment kon flauwvallen. Toch kreeg mijn testosteron de bovenhand. Ik wou persee de eerste aankomen. Met veel puffen en blazen kwam ik toe bij de herberg, kort op de hielen gezeten door Jeffrey, die waarschijnlijk geen weet had van mijn race en gewoon op zijn gemak naar boven wou wandelen. Ook Audrey en Shaneela kwamen na 5 à 10 minuutjes zwetend toe. Toch een hele prestatie van hen!

In de herberg rustten we eventjes uit en dan kwam de gids met de vraag wie er tot de sneeuwgrens wou gaan. Ik stemde overtuigend in, Jeffrey ging akkoord en Shaneela en Audrey besloten om het te proberen. Na enkele meters ondervond Audrey, en eventjes later ook Shaneela, dat het te zwaar werd. Ze keerden op eigen houtje terug naar de herberg. Ik en Jeffrey zetten moedig door. Jeffrey en de gids gingen er als een stoomtrein vandoor. Half zwalpend sloop ik stapje per stapje dichter bij de sneeuwgrens. Na een klein halfuurtje waren we er. De sneeuwgrens stelde echter niet veel voor. Het begon dan ook stevig te sneeuwen waardoor we snel een foto namen en naar beneden huppelden, de één al iets vlotter dan de andere. Na vandaag besef ik dat ik in de Tour de France een slechte klimmer, maar wel een goede daler zou zijn.

Toen ik terug aankwam zat Audrey alleen aan een tafeltje. Ik vroeg waar Shaneela was en Audrey zei dat ze haar nog niet gezien had. Ik spurtte naar de gids om dit slechte nieuws te vertellen en ik zag onmiddellijk aan zijn gezicht dat dit ernstig kon zijn/was. De gids zocht haar overal, maar vond haar niet. Hij besloot dan maar om de berg terug op te klimmen en daar zag hij haar. Ze was de weg kwijtgeraakt en zag de berghut pas als ze er 100 meter onder zat. Ze had echter geen kracht meer om terug naar boven te klimmen. Met hulp van de gids is ze er uiteindelijk toch geraakt.

Na een korte maaltijd dartelden we terug de bergaf tot de jeep. Daar kregen we de keuze: ofwel keerden we terug met de mountainbike ofwel met de jeep. Ik kon niet wachten om op de fiets te springen en ook Jeffrey stemde in. De meisjes bleven in de jeep op aanraden van de gids. Die zei dat de weg slecht lag door de regen. Wat volgde zal ik niet rap vergeten. Een afdaling van een halfuur. Je kon zo rap gaan als je wou, maar je moest natuurlijk wel rekening houden met de haarspeldbochten. Het slijk vloog in mijn ogen, maar daar trok ik me niets van aan (in tegenstelling tot nu...). Dit rit was totaal niet gevaarlijk, maar daarom niet minder spectaculair. Ik ben er zeker van dat Audrey dit ook had gekunnen. Na de afdaling moesten we nog 10 minuutjes stampen met de neus in de wind. Uiteindelijk kwamen we aan bij een groot meer. Daar plaatsten we onze fietsen op de jeep en vertrokken.

We hadden alledrie een enorme hoofdpijn door de drukverschillen, maar niemand vond het nodig om erover te zagen. Het was de moeite waard en we hadden de Cotopaxi overwonnen. De gids zette ons af aan een drukke straat en Jeffrey grapte nog "Stel je voor dat de eerste bus die passeert de bus is die we nodig hebben..." (we wisten niets eens als er wel een bus was die naar Cuenca ging, zo'n 8 uur rijden). En ja hoor, we stonden nog niet stil of er stopte een bus met het plakkaatje "Cuenca". We sprongen er op en kregen dan nog eens de beste plaatsen ook.

Na een aantal spelletjes vielen we alledrie in slaap. We werden enkel gewekt door een man die met een doos (levende en piepende) kuikentjes opstapte. Om 24 uur kwamen we toe in Cuenca. We zochten onmiddellijk een taxi en vroegen hem om ons naar een verzorgd hotel te brengen. Hij voegde woord bij daad en bracht ons naar een poepsjiek hotel waar we veel te veel betaalden. Het kon ons echter niets maken, we hadden immers een prachtige dag achter de rug!